Hoge Raad moet zich uitspreken over het slapend dienstverband!
Al eerder berichtte mijn collega Anneline Nieuwenhuijse u over de discussie die thans bestaat over de vraag of de werkgever al dan niet verplicht is het slapend dienstverband van langdurig arbeidsongeschikten te beëindigen in het kader van de nieuwe Wet compensatie transitievergoeding.[1] Opnieuw is een interessante uitspraak gewezen, ditmaal door de rechtbank Limburg[2].
Ook in deze zaak ging het om een werknemer die langdurig arbeidsongeschikt was en zich op standpunt stelde dat de werkgever de norm van ‘goed werkgeverschap’ ex artikel 7:611 BW schendt door niet over te gaan tot beëindiging van het slapend dienstverband. Immers, door beëindiging kan de werknemer aansprak maken op de transitievergoeding die vervolgens – door de invoering van de Wet compensatie transitievergoeding – weer aan de werkgever zal worden uitbetaald.
Tot dusver niets nieuws. Echter, de onderbouwing van de werknemer is wel nieuw. De werknemer motiveert zijn vordering door te verwijzen naar het arrest Stoof/Mammoet. In deze zaak stond – kort gezegd – de regel centraal dat werkgever en werknemer rekening dienen te houden met elkaars gerechtvaardigde belangen. De Hoge Raad heeft hierin overwogen dat een werkgever, hiertoe door bedrijfsomstandigheden genoodzaakt, een redelijk voorstel tot wijziging van de arbeidsvoorwaarden kan doen en dat de werknemer daar op in moet gaan tenzij dat in redelijkheid niet van hem verlangd kan worden.
De werknemer stelde zich op het standpunt dat dit ook in de omgekeerde situatie zou moeten gelden. De werknemer heeft in dit geval namelijk een voorstel tot wijziging van de arbeidsomstandigheden gedaan, te weten beëindiging van de arbeidsovereenkomst teneinde een transitievergoeding te ontvangen. De werknemer acht dit redelijk nu de werkgever door de nieuwe wet hiervoor wordt gecompenseerd ten gevolge waarvan de werkgever hier mee moet instemmen.
De gemachtigde van de werknemer heeft vervolgens aangegeven dat er landelijk duizenden slapende dienstverbanden zijn en dat dit een maatschappelijk probleem is geworden. Hij stelt dat de rechtsontwikkeling er evident bij gebaat is dat de Hoge Raad hier zich over uitlaat.
Dit
heeft tot gevolg dat de rechtbank Limburg een aantal prejudiciële vragen heeft
gesteld aan de Hoge Raad. Het is dus wachten totdat de Hoge Raad uitsluitsel
geeft.
[1] https://www.n-advocaten.nl/geen-categorie/discussie-is-de-werkgever-nu-wel-of-niet-verplicht-om-een-slapend-dienstverband-te-beeindigen-met-komst-van-de-wet-compensatie-transitievergoedingen/
[2] Rechtbank Limburg d.d. 11 april 2019 (ECLI:NL:RBLIM:2019:3331)
23 mei 2019
Nathalie van Poucke