Zinkende boot: ontbinding gerechtvaardigd?
A heeft van B een boot gekocht. Tijdens een vaarvakantie laat de bodem van de boot los en de boot zinkt. De fabrikant repareert de boot en A weigert de boot op te halen. A wil de boot niet meer omdat hij geen vertrouwen meer heeft in de boot.
Het komt tot een procedure. Het hof oordeelt dat de boot niet die eigenschappen bezat die A mocht verwachten.
Het hof overweegt dat de rechtsgevolgen van deze ‘non-conformiteit’ worden bepaald aan de hand van artikel 7:22 lid 2 BW jo. artikel 7:21 lid 3 BW. Het komt er op neer dat de consument-koper eerst de overeenkomst mag ontbinden:
- indien blijkt dat herstel of vervanging van de boot onmogelijk is, of van B als verkoper niet kan worden gevergd;
- of
- indien B als verkoper tekort geschoten is om binnen een redelijke termijn en zonder ernstige overlast voor A tot herstel of vervanging over te gaan.
Het hof overweegt dat herstel van de boot onmogelijk was. De vraag of A herstel van de boot mocht weigeren werd door het hof bevestigend beantwoord. Dit gelet op de ernst van het gebrek.
Het hof oordeelt dat A het recht had om de koopovereenkomst te ontbinden.
De ontbinding heeft tot gevolg dat A de koopsom terugkrijgt en B de boot kan behouden.
(Gerechtshof ’s-Gravenhage 26 april 2011, LJN BQ3020)