Onderhoudsplicht van de nieuwe partner ten aanzien van kinderen van de levensgezel

De Hoge Raad heeft op 8 april 1994 (NJ 1994/439) overwogen dat de niet-getrouwde partner van een ouder ten opzichte van diens kinderen niet onderhoudsplichtig is ook niet indien sprake is van ‘family life’, een gezinsleven, tussen de samenlevende partner en de betreffende kinderen. Deze onderhoudsplicht is er pas als de samenlevende partner stiefouder in de zin van de wet is en dus getrouwd is met de ouder van de kinderen.

Inmiddels heeft het Hof Den Haag een uitspraak gedaan op 19 maart 2014 (ECLI:NL:GHDHA 2014:943) waaruit volgt dat de hoofdregel in de wet waaruit voortvloeit dat alleen wettige ouders onderhoudsplichtig zijn voor hun kinderen op grond van artikel 8 EVRM doorbroken kan worden.

Het Hof overwoog, onder verwijzing naar de gewijzigde maatschappelijke ontwikkelingen, dat de onderhoudsplicht onder omstandigheden ook kan worden uitgebreid naar de samenwonende levensgezel van de verzorgende ouder.

Het Hof geeft geen duidelijke criteria in haar uitspraak waaraan moet zijn voldaan om een onderhoudsplicht van de levensgezel aanwezig te laten zijn. Het Hof lijkt een proefballon op te laten met het oog op de gewijzigde maatschappelijke opvattingen welke er wellicht ook toe zou kunnen leiden dat er in de toekomst een onderhoudsplicht tussen samenlevende partners wordt geconstrueerd.

Ilse de Dobbelaere-Woets

Juli 2014