Ontnemen van zonlicht wel of geen onrechtmatige hinder?

In artikel 5:37 BW is vastgelegd dat het een eigenaar van een erf de eigenaar van een ander erf te hinderen. Onder hinder kan (onder andere) worden verstaan, geluidshinder, stank, rook en het onthouden van licht.

De rechtbank Gelderland diende de vraag te beantwoorden of het ontnemen van licht onrechtmatig was of niet.

De casus van als volgt. In de tuin van A staan bomen die schaduw in de tuin van B veroorzaakt. Als gevolg van de bomen werd ruim de helft van de tuin van B ‘bedekt’ met schaduw.

Volgens de rechtbank is het uitgangspunt dat A vrij is om zijn tuin naar eigen goeddunken in te richten en te gebruiken. Dit onder de voorwaarde dat A niet handelt in strijd met van overheidswege vastgestelde regelgeving en ook op andere wijze rechten van derden niet in het geding komen.

De vraag of het onthouden van licht onrechtmatige hinder oplevert hangt af van de ernst en de duur in combinatie met de daardoor veroorzaakte schade. Hierbij zijn alle omstandigheden van het geval van belang, aldus de rechtbank.

De rechtbank oordeelt vervolgens dat de bomen in dit geval geen onrechtmatige hinder leveren. Nederland is een dichtbevolkt land (burgers moeten zich het nodige van anderen laten welgevallen). Voorts stelt de rechtbank dat bomen het leefklimaat ten goede komen. Tot slot heeft bij het oordeel van de rechtbank een rol gespeeld dat ook in de tuin van B hoge bomen staan.

Hoeveel overlast een burger zich moeten laten welgevallen is niet aan te geven. Iedere situatie is anders en iedere keer zal onderzocht moeten worden of er sprake is van onrechtmatige hinder of niet.

Ronny Nobus

Maart 2014