Geldt de via de rechter verhoogde huurprijs met terugwerkende kracht?

In principe kan een verhuurder van een middenstandsbedrijfsruimte op elk moment – na afloop van de termijn van 10 jaar – verhoging van de huur vorderen indien de huur niet meer in overeenstemming is met vergelijkbare huurprijzen. Als de huurder niet instemt met de huurverhoging kan de verhuurder naar de rechter stappen. Recentelijk lag de vraag bij de rechter of de via de rechter verhoogde huurprijs met terugwerkende kracht geldt.

Casus

De verhuurder heeft op 6 januari 2006 via een verzoekschrift de rechter verzocht om een deskundige te benoemen om advies uit te brengen over de hoogte van de huur. In 2008 heeft de deskundige een huurprijs van € 31.000,– per jaar geadviseerd. Vervolgens heeft de verhuurder op 1 juni 2009 de rechter verzocht om de nieuwe huur vast te stellen op € 31.000,– per jaar met ingang van 6 januari 2006.

De huurders waren het niet eens met de nieuwe huurprijs. Zij stelden zich op het standpunt dat de verhuurder tekort was geschoten in haar verplichtingen om het gehuurde te onderhouden. Om voorgaande reden diende de huurprijs volgens de huurders dan ook op een latere datum in te gaan. De rechter vond het redelijk dat – gezien de slechte staat van onderhoud – de huurprijs pas in moest gaan nadat op zijn minst een begin was gemaakt met de reparaties. De rechter heeft de huurprijs dan ook vastgesteld op € 31.000,– ingaande op 1 januari 2011.

De verhuurder is tegen voornoemde beslissing van de rechter in hoger beroep gegaan. Daarin heeft de verhuurder de ingangsdatum ter discussie gesteld. Het Hof heeft voorop gesteld dat de wet aangeeft dat een door de rechter nieuwe vastgestelde huurprijs geldt met ingang van de dag waarop deze is gevorderd, tenzij de rechter op grond van bijzondere omstandigheden een andere ingangsdatum vaststelt. Uitgangspunt in deze zaak zou dus volgens het Hof zijn: de ingangsdatum van 6 januari 2006.

Het Hof heeft overwogen dat uit de achtergrond van de wet blijkt dat een andere ingangsdatum slechts bij hoge uitzondering moet worden vastgesteld. In deze zaak is de vraag of het slechte onderhoud aanleiding geeft tot toepassing van de uitzondering. Het Hof meent uiteindelijk van niet. De reden van het Hof hiervoor is dat de huurder in dergelijke situaties meerdere rechtsmaatregelen tot zijn beschikking heeft (dwingen tot nakoming, huurbetaling opschorten en vermindering van de huurprijs vorderen). Het Hof kiest er in deze kwestie dan ook voor om de huurprijs vanaf 6 januari 2006 in te laten gaan.

Anneline Nieuwenhuijse

februari 2014