Ontwikkelingen rond de Stamrechtvrijstelling
Op dit moment staan wij een werknemer bij die wordt geconfronteerd met de wens van haar werkgever om afscheid van haar te nemen. Als gevolg van een zeer lang dienstverband en de leeftijd van de betreffende werknemer, heeft deze werknemer recht op een forse bruto beëindigingsvergoeding. Er zijn verschillende mogelijkheden om deze vergoeding op een zo fiscaal aantrekkelijk mogelijke wijze afgestort te krijgen. En daarvan is de storting van de vergoeding op een door de werknemer bedongen stamrecht. Daarover is echter het nodige te doen.
In verband met het financieringstekort heeft de regering enige tijd geleden besloten de stamrechtvrijstelling (artikel 11 lid 1 sub g Wet LB) af te schaffen per 1 januari 2014.
Op 8 november jl. heeft Staatssecretaris Weekers als antwoord op Kamervragen over het wetsvoorstel Belastingplan 2014 laten weten dat de stamrechtvrijstelling ook nog geldt gedurende de eerste zes maanden van 2014. Daarbij moet echter wel voldaan zijn aan de voorwaarde dat het ontslag is aangezegd vóór 1 januari 2014 en het ontslag uiterlijk eind juni 2014 wordt uitgevoerd. De betaling van de ontslagvergoeding, als storting op een door de werknemer bedongen stamrecht, kan in die situatie ook nog in het eerste half jaar van 2014 plaatsvinden.
Uiteraard moet ook zijn voldaan aan de overige stamrechtvoorwaarden. Allereerst moeten de aard en omvang van de vrijgestelde stamrechtaanspraak op 31 december 2013 voldoende bepaald zijn. Derhalve moet uiterlijk op 31 december 2013 een stamrechtovereenkomst getekend zijn. Hieruit moet blijken dat de werkgever aan zijn werknemer een aanspraak toekent op periodieke uitkeringen ter vervanging van gederfd of te derven loon. De periodieke uitkeringen mogen niet later ingaan dan in het jaar waarin de werknemer de pensioengerechtigde leeftijd bereikt.
Vervolgens moet uit de stamrechtovereenkomst blijken dat het bedrag ter financiering van de aanspraak bij een in de wet aangewezen aanbieder wordt ondergebracht. Tenslotte moet op 31 december 2013 de ontslagdatum vaststaan.
Wordt aan deze drie voorwaarden voldaan, dan geldt het overgangsrecht voor de stamrechtvrijstelling, met een uiterste betaling van de ontslagvergoeding als storting op het bedongen stamrecht op 30 juni 2014.
Willemijn Brinkhuis
november 2013