Opvallend: wettelijke ketenregeling inzake verlenging reeks van arbeidsovereenkomsten is te omzeilen!

Het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch heeft op 30 juli een arrest gewezen dat zeer opvallend is.

De zaak is als volgt.

De werknemer is in dienst geweest bij Yachts Builders als projectleider. Tussen de werknemer zijn de volgende arbeidsovereenkomsten gesloten:

-18 augustus 2008 tot 18 augustus 2009;

-18 augustus 2009 tot 18 februari 2010;

-18 februari 2010 tot 18 februari 2011.

Op deze arbeidsovereenkomsten is de cao Metalelektro van toepassing.

Na het sluiten van de derde arbeidsovereenkomst is een vierde arbeidsovereenkomst gesloten en dit maal voor onbepaalde tijd. In deze vierde arbeidsovereenkomst staat onder andere te lezen:

Partijen hebben betreffende deze arbeidsovereenkomst aanvullende afspraken gemaakt over duur en beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Zie bijlage (vaststellingsovereenkomst).

In de vaststellingsovereenkomst staat vervolgens onder andere het volgende te lezen:

Partijen stellen vast dat zij de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met wederzijds goedvinden beëindigen met ingang van 1 januari 2012.

Bij brief van 13 december 2011 is namens de werknemer de nietigheid van de vaststellingsovereenkomst ingeroepen. De vaststellingsovereenkomst zou in strijd zijn met het dwingendrechtelijke karakter van art. 7:668a BW.

In dit artikel is bepaald dat tussen de werkgever en de werknemer een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd kan ontstaan als gevolg van de ketenregeling. Dit is het geval indien de werkgever en de werknemer met elkaar meerdere tijdelijke arbeidsovereenkomsten sluiten en tussen deze arbeidsovereenkomst niet meer dan 3 maanden zijn verstreken en een periode van 36 maanden hebben overschreden.

Het komt er dus op neer dat de werknemer zich op het standpunt stelde dat hij voor onbepaalde tijd in dienst was en dat de bepaling omtrent de beëindiging van het dienstverband in de vaststellingsovereenkomst geen werking had.

Yacht Builders bleef zich op het standpunt stellen dat de arbeidsovereenkomst zou eindigen per 1 januari 2012.

De kantonrechter

De zaak komt bij de kantonrechter en die oordeelt dat het partijen bij overeenkomst niet af kunnen wijken van hetgeen is bepaald in art. 7:668a BW.

Het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch

Het Gerechtshof vernietigt het vonnis van de kantonrechter. Het Gerechtshof oordeelt dat de inhoud van een vaststellingsovereenkomst partijen bindt. Ook indien de inhoud van de vaststellingsovereenkomst in strijd is met dwingend recht. Dit is slechts anders indien de gemaakte afspraken in strijd komen met de openbare orde of de goede zeden.

Is deze uitspraak nu een ‘doorbraak’ in die zin dat het werkgevers nu vrijstaat om middels het sluiten van vaststellingsovereenkomsten uit te komen onder het bepaalde in art. 7:668a? Die vraag laat zich niet met een eenvoudig ja/nee beantwoorden. De werknemer in deze zaak heeft –volgens het Gerechtshof- nagelaten om te onderbouwen waarom de inhoud van de vaststellingsovereenkomst in strijd zou zijn met de openbare orde of de goede zeden. Het is onzeker hoe het Gerechtshof zou hebben geoordeeld als de werknemer een en ander wel goed had onderbouwd.

Conclusie

Voor de ‘avontuurlijk’ ingestelde werkgever is het wellicht een optie om na de derde arbeidsovereenkomst een vierde arbeidsovereenkomst te sluiten en daarnaast een vaststellingsovereenkomst te sluiten. Het is echter de vraag of dit verstandig is. Wat zou het oordeel zijn geweest als de werknemer wel uitvoerig had onderbouwd dat het handelen in strijd met een wettelijke bepaling wel degelijk in strijd is met de openbare orde en de goede zeden?

Lees hier de uitspraak

Ronny Nobus

21 augustus 2013