Voorschot op de schadevergoeding van slachtoffers
Al meer dan 100 jaar kan een slachtoffer een civiele vordering indienen bij een strafzaak. In de loop van de jaren is de positie van het slachtoffer flink verbeterd.
Om aanspraak te maken op de schade moet wel aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Zo moet de schade een direct gevolg zijn van het misdrijf, mag de vordering geen onevenredige belasting van het strafproces zijn en de verdachte in de zaak moet worden veroordeeld.
Als de rechter de vordering van een slachtoffer toewijst kan er daarbij ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd worden. Dit houdt in dat het CJIB de schade incasseert en niet het slachtoffer zelf.
Sinds 2011 bestaat er een voorschotregeling. Bij een opgelegde schadevergoedingsmaatregel werd, als het na 8 maanden niet was gelukt het hele bedrag te incasseren, een voorschot betaalt aan het slachtoffer door het Openbaar Ministerie/CJIB. Deze regeling was echter alleen voor slachtoffers van zeden- en geweldsmisdrijven.
Dat laatste is, bij schadevergoedingsmaatregelen opgelegd na 1 januari 2016, komen te vervallen. De regeling is dus thans niet meer beperkt tot zeden- en geweldsmisdrijven. Verschil is wel dat bij zeden- en geweldsmisdrijven de voorschotregeling onbeperkt is en bij alle overige misdrijven een limiet geldt van € 5.000,-. Na het uitkeren van het voorschot blijft het OM/CJIB proberen om het bedrag te verhalen op de dader.
Voor slachtoffers zal deze nieuwe regeling positief in de oren klinken maar hoe deze nieuwe regeling in de praktijk gaat werken moet nog blijken. Het is immers maar de vraag of het het OM/CJIB lukt om het voorgeschoten bedragen terug te krijgen van de (vaak niet vermogende) daders en het uiteindelijk niet tot enorme financiële gevolgen gaat leiden voor het Ministerie van Veiligheid en Justitie.
Marloes de Houck
27 januari 2016