Verzekeringsrecht: mededelingsplicht en de ‘twee-maanden-termijn’

In art. 7:298 lid 1 BW is de zogenaamde ‘mededelingsplicht’ van de verzekerde vastgelegd.

Op grond van de mededelingsplicht is de verzekerde verplicht om vóór het sluiten van de overeenkomst met de verzekeraar alle feiten mede te delen die voor de verzekeraar relevant zijn bij het nemen van de beslissing of de verzekeraar de verzekering af wil sluiten. Hierbij kan worden gedacht aan:

-een dreigende schadeclaim
-eerdere schades
-opzegging door een eerdere verzekeraar

Indien –na het sluiten van de verzekering- vast komt te staan dat de verzekeringnemer de mededelingsplicht heeft geschonden dan kan de verzekeraar de overeenkomst opzeggen onder voorwaarde dat:

    a ) er sprake is van opzet om de verzekeraar te misleiden

    danwel,

    b) de verzekeraar, bij kennis van de ware stand van zaken de verzekering niet zou hebben gesloten

Er is ook een andere situatie waarbij de mededelingsplicht van belang is. Dat is de situatie waarin er sprake is van een ‘risicoverzwaring’ tijdens de looptijd van de verzekering. Zo kan er bijvoorbeeld worden gedacht aan het hebben van een hennepkwekerij in het verzekerde pand, een ‘pannen’ dank vervangen door een dak van riet en het pand leeg laten staan terwijl bij aanvang van de verzekering het pand in gebruik was.

De wet kent geen regeling voor risicoverzwaring tijdens de looptijd van de verzekering. Het is om die reden dat verzekeraars een mededelingsplicht opnemen in hun voorwaarden. Aan deze mededelingsplicht wordt dan ‘gekoppeld’ een ‘verval-van-recht-clausule’. Met andere woorden, wordt een wijziging van het risico niet gemeld dan vervalt het recht op dekking onder de polis.

In art. 7:929 lid 1 BW is bepaald dat de verzekeraar verplicht is aan de verzekerde te melden dat hij heeft ontdekt dat de verzekerde zijn mededelingsplicht heeft geschonden. De termijn waarbinnen de verzekeraar dit moet doen bedraagt twee maanden (na de ontdekking). Deze termijn is een vervaltermijn die door de verzekeraar niet kan worden gestuit. Dat wil zeggen indien de verzekeraar de ontdekking te laat meldt dat de verzekeraar zich er niet meer op kan beroepen dat de verzekerde zijn mededelingsplicht heeft geschonden.

Art. 7:929 lid 1 BW is geschreven voor de situatie dat de verzekerde vóór/bij het aangaan van de verzekering zaken verzwijgt.

Of art. 7:929 lid 1 BW ook geldt indien er sprake is van risicowijziging tijdens de looptijd van de verzekering is onduidelijk. Wat mij betreft valt goed te verdedigen dat art. 7:929 lid 1 ook geldt bij risicowijziging tijdens de looptijd. De achterliggende gedachte bij art. 7:929 lid 1 BW is namelijk dat indien een verzekeraar ontdekt dat een mededelingsplicht niet is nagekomen, hij de verzekerde niet in onzekerheid mag laten over de vraag of hij zich een beroep op zijn rechten wil voorbehouden.

3 april 2018

Ronny Nobus