Verwijderen van gegevens uit de resultatenlijst van Google

Dat de mogelijkheid bestaat om Google te verzoeken bepaalde gegevens te verwijderen uit de zoekmachine is al langer bekend. Google heeft hiervoor zelfs speciale web formulieren ter beschikking gesteld. Uit onderzoek blijkt echter dat slechts de helft van alle verzoeken door Google wordt toegewezen. Bij een afgewezen verzoek is men dus genoodzaakt om zich te wenden tot de rechter.

Zo diende de rechtbank Den Haag op 12 januari 2017[1] een oordeel te vellen over een door Google afgewezen verzoek. In deze zaak ging het om een voormalig vastgoedondernemer die enkele gegevens uit de zoekmachine Google wilde laten verwijderen. De vastgoedondernemer was namelijk in het verleden eens verdachte geweest in een hypotheekfraudezaak. Bij het opgeven van zijn naam als zoekterm in de zoekmachine werden als zoekresultaten verschillende koppelingen weergegeven waarin de verdenking ten aanzien van de fraude werd weergegeven. Dit was uiteraard tegen het zere been van de ondernemer, zeker omdat de strafzaak tegen hem al enige tijd was geëindigd.

De ondernemer vorderde derhalve de verwijdering van de verschillende koppelingen. De rechtbank overwoog dat iedere betrokkene het recht heeft op rectificatie, uitwissing of afscherming van zijn gegevens indien de verwerking van de persoonsgegevens onverenigbaar is met de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en de Privacyrichtlijn. Het verwerken is onverenigbaar wanneer de gegevens bijvoorbeeld onnauwkeurig, ontoereikend of niet ter zake dienend zijn. De betrokkene kan op basis van zijn recht op privacy verlangen dat de informatie verwijderd wordt. Dit is echter niet aan de orde wanneer de inmenging op het recht op privacy wegens bijzondere redenen wordt gerechtvaardigd door het belang van het publiek om toegang tot die informatie te krijgen.

Het kwam dus neer op een belangenafweging tussen enerzijds het recht op privacy van de vastgoedondernemer en anderzijds het recht op informatie van het publiek die de zoekmachine gebruikte. De rechtbank was in dit geval van mening dat het belang van het publiek zwaarder woog dan het belang van de vastgoedondernemer. De reden hiervoor was dat de vastgoedondernemer onvoldoende had aangetoond dat de zoekresultaten onjuist, irrelevant of onjuist waren. Hierbij achtte de rechtbank het ook van belang dat de vastgoedondernemer zelf had bijgedragen aan de totstandkoming van de koppelingen aangezien hij zelf toentertijd de media had opgezocht. De koppelingen zijn – helaas voor de vastgoedondernemer – derhalve nog steeds te vinden in de zoekmachine.

[1] Rb. Den Haag 12 januari 2017 ECLI:NL:RBDHA:2017:264

2 februari 2017

Nathalie van Poucke