Vervangende toestemming moeder afgewezen na verhuizing
De vraag die is voorgelegd aan het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is of het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming voor verhuizing binnen Nederland in hoger beroep alsnog dient te worden afgewezen ondanks het feit dat de moeder al verhuisd is.
De ouders hebben in deze zaak samen ouderlijk gezag. De kinderen wonen sinds de echtscheiding bij de moeder. De ouders woonden circa 29 kilometer bij elkaar vandaan.
De moeder vroeg vervangende toestemming om met de kinderen te verhuizen nu de vader toestemming weigerde. Zij wilde gaan samenwonen met haar nieuwe partner circa 181 kilometer bij de vader vandaan. Moeder en haar nieuwe partner hebben een huis gekocht onder de ontbindende voorwaarde dat vader toestemming zou verlenen voor de verhuizing van de kinderen.
De rechtbank verleent moeder toestemming tot verhuizing met de kinderen. De vader gaat in hoger beroep. De moeder en haar partner doen geen beroep op de ontbindende voorwaarde zodat de koop van de woning definitief is en de moeder verhuist met de kinderen.
Het Gerechtshof verleent de moeder geen vervangende toestemming tot verhuizing. Het Gerechtshof is van mening dat niet gebleken is van een noodzaak voor de moeder om te gaan verhuizen. Daarbij is de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid van belang. Het Gerechtshof acht dit onvoldoende. Het verhuizen zou voor de kinderen gelet op de reisafstand grote gevolgen hebben voor het contact met de vader.
Moeder heeft willens en wetens het risico genomen dat de beslissing van het Gerechtshof anders zou zijn dan van de Rechtbank. Het Gerechtshof acht deze handelswijze buitengewoon onzorgvuldig en oordeelt dat de consequenties voor rekening en risico van moeder komen.
(Hof Arnhem-Leeuwarden 7 juli 2015 ECLI:NL:GHARL:2015:5193)
Ilse de Dobbelaere
21 december 2015