Pacht: de verplichting van de pachter om het gepachte persoonlijk te exploiteren

Uit art. 7:347 BW volgt dat de pachter zich ten aanzien van het gepachte als een goed pachter dient te gedragen. Daarbij hoort ook de verplichting tot de persoonlijke exploitatie van het gepachte.

In het verleden werden uitsluiten reguliere pachtovereenkomsten gesloten. Destijds was het in de praktijk zo dat de verpachter zijn gronden verpachte aan een pachter van wie hij de verwachting had dat deze zijn gronden goed zou beheren. Het ging er dus om dat er een persoonlijke band was tussen de verpachter en de pachter. De eis tot persoonlijke exploitatie valt terug te voeren op de persoonlijke band tussen verpachter en pachter.

Tegenwoordig worden er nog nauwelijks reguliere pachtovereenkomsten gesloten. Dit heeft echter niet tot gevolg dat een pachter zich niet meer als goed pachter zou moeten gedragen. Ook de verpachter op basis van geliberaliseerde pacht heeft er belang bij dat zijn gronden op de juiste wijze worden geëxploiteerd. Daarbij hoort ook dat de pachter de gronden persoonlijk dient te exploiteren.

De wetgever is er vanuit gegaan dat een pachter een natuurlijk persoon is (en dus geen rechtspersoon zoals een besloten vennootschap). Inmiddels zijn de ontwikkelingen in de agrarische sector zo dat agrarische ondernemingen niet meer enkel als eenmanszaak worden geëxploiteerd maar ook in de vorm van personenvennootschappen (maatschap, vennootschap onder firma, commanditaire vennootschap) en besloten vennootschappen.

Een pachter die samen wil gaan werken met één of meerdere anderen brengt het gepachte vaak in het samenwerkingsverband, bijvoorbeeld een vennootschap onder firma, in.

Het inbrengen van ‘het gebruik en genot’ van gepachte gronden in een vennootschap onder firma is riskant indien de verpachter hiervoor geen toestemming heeft gegeven! Dit omdat een dergelijke inbreng kan worden aangemerkt als in strijd het bepaalde in artikel 7:347 BW. Dit zal met name het geval zijn indien de pachter door andere vennoten kan worden ‘overstemd’. Op die wijze kan de pachter–indien de akte van vennootschap daarin niet voorziet- de zeggenschap over het gepachte verliezen.

Een dergelijke gang van zaken kan een tekortkoming opleveren die de ontbinding van de pachtovereenkomst tot gevolg kan hebben.

Ronny Nobus

25 april 2016