Geen zienswijzen ingediend, toch in beroep?

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft onlangs in een uitspraak van 14 april 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:786) het Hof EU gevolgd en verduidelijkt wanneer men wel of geen toegang heeft tot de rechter.

Wanneer er geen zienswijzen zijn ingediend tegen een ontwerpbesluit en het besluit wordt vervolgens vastgesteld, dan betekent dat nog niet dat het desbetreffende besluit onherroepelijk is geworden. Dat is pas het geval als blijkt dat er geen beroep is ingesteld tegen het besluit.

Conform artikel 6:13 Awb: geen zienswijze, dan geen beroep.

Voor bijvoorbeeld besluiten over de vaststelling van een bestemmingsplan of de verlening van een milieuvergunning geldt dat eerst een ontwerp van dat besluit ter inzage moet worden gelegd. Dan bestaat de mogelijkheid om over dat ontwerp een zienswijze in te dienen. Laat iemand na een zienswijze in te dienen en stelt die persoon wel beroep in tegen het definitieve besluit, dan wordt dat beroep – behoudens uitzonderingen – niet-ontvankelijk verklaard. Dat volgt uit artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 6:13 Awb luidt als volgt:

“Geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht, geen bezwaar heeft gemaakt of geen administratief beroep heeft ingesteld.”

Het Hof van Justitie oordeelde in reactie op de gestelde prejudiciële vragen in haar Varkens in Nood-arrest van 14 januari 2021 (ECLI:EU:C:2021:7)  dat het indienen van een zienswijze als voorwaarde voor het kunnen indienen van beroep, zoals thans is bepaald in artikel 6:13 van de Awb, bij “Aarhus-besluiten” in strijd is met het Verdrag van Aarhus.

Het Verdrag van Aarhus heeft betrekking op besluiten met (aanzienlijke) milieugevolgen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in de uitspraak van 14 april 2021 bepaald dat het niet eenvoudig is om af te bakenen welke besluiten wanneer onder het Verdrag van Aarhus vallen. Het is wat de Raad van State betreft aan de wetgever om dat te bepalen. Zolang de wetgever dat niet heeft gedaan, heeft de Raad van State besloten om artikel 6:13 Awb niet meer toe te passen in procedures over omgevingsrechtelijke besluiten.

Omgevingsrechtelijke besluiten zijn alle besluiten op het gebied van ruimtelijke ordening en milieu, gebaseerd op Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, Wet milieubeheer (Wm), Wet ruimtelijke ordening (Wro), Tracéwet, Wet geluidhinder, Wet natuurbescherming, Wet bodembescherming en andere wetten en regelingen op het gebied van het milieu en de ruimtelijke ordening.

Maar wat is nu het gevolg van deze uitspraak?

Het vorenstaande betekent voor de praktijk dat het beroepsrecht van een belanghebbende in omgevingsrechtelijke zaken niet meer afhankelijk wordt gesteld van het eerder indienen van een zienswijze tegen het ontwerpbesluit.

Dit heeft ook gevolgen voor de zogenoemde onderdelentrechter die tot nu toe werd gebruikt. Ook die wordt in het omgevingsrecht in afwachting van een wetswijziging niet toegepast door de bestuursrechter in zaken waarin je voorheen eerst een zienswijze moest indienen. Dit betekent dat je als belanghebbende in het omgevingsrecht ook beroep mag indienen bij de bestuursrechter tegen onderdelen van het besluit waar je niet eerder een zienswijze over hebt ingediend.

Wilt u meer weten over dit onderwerp, neem dan contact op met ons kantoor voor een gratis en vrijblijvend gesprek.

21 april 2021