Franchisegevers eerder aansprakelijk; de Hoge Raad slaat een nieuwe weg in

Een franchisegever is de eigenaar van een succesvolle formule welke hij heeft ontwikkeld en tegen een vergoeding beschikbaar stelt aan een franchisenemer. De franchisenemer mag vervolgens tegen betaling gebruik maken van de handelsnaam en de formule. Klassieke voorbeelden hiervan zijn de vestigingen van McDonalds en OLA. Vijftien jaar na het bekende ‘Paalman’-arrest[1] heeft de Hoge Raad op 24 februari 2017[2] een nieuw arrest gewezen waaruit blijkt dat de franchisegever gemakkelijker aansprakelijk kan worden gesteld.

Vaak wordt in de onderhandelingsfase door de franchisegever een prognose verstrekt waarin onder andere te lezen staat welke omzetten de franchisenemer de komende jaren kan verwachten. In deze prognose wordt er rekening gehouden met omstandigheden zoals de ligging van de vestiging, potentiële klanten enzovoorts. Wanneer na enkele jaren fouten in de prognose blijken te zitten waardoor de omzet tegenvalt, bestaat er voor de franchisenemer de mogelijkheid om de franchisegever aansprakelijk te stellen. Ingevolge het Paalman-arrest van 25 januari 2002 handelt een franchisegever namelijk onrechtmatig indien hij wist dat de prognose fouten bevatte en hij de franchisenemer daarop niet heeft gewezen.

Hoewel het voornoemde arrest op de situatie zag waarbij de franchisegever de prognose had laten opstellen door een derde, werd deze rechtsregel ook toegepast op gevallen waarbij de franchisegever de prognose zelf had opgesteld. Sinds het recente ‘Street-One’-arrest van de Hoge Raad d.d. 24 februari 2017 lijkt dit echter niet meer mogelijk te zijn. In de laatste overweging van de Hoge Raad staat expliciet te lezen dat de rechtsregel van het Paalman-arrest enkel van toepassing is op gevallen waarbij de franchisegever het opstellen van de prognose heeft uitbesteed aan een derde. De gedachte is immers dat de franchisegever dan op de juistheid van het rapport mag vertrouwen, zodat van onzorgvuldig handelen zijnerzijds pas sprake is wanneer de franchisegever wetenschap had van de fouten. Deze gedachte brengt volgens de Hoge Raad in het Street-One-arrest ook met zich mee dat wanneer de franchisegever de prognose zelf heeft opgesteld, de franchisegever al aansprakelijk kan worden gesteld wanneer hij onzorgvuldig heeft gehandeld, zonder dat vereist is dat hij wist dat de prognose fouten bevatte.

Kortom, het lijkt erop dat de franchisegever – wanneer hij zelf de prognose heeft opgesteld – gemakkelijker aansprakelijk kan worden gesteld. Als franchisegever zal men derhalve goed moeten overwegen of men überhaupt een prognose wenst te verstrekken, en als men dat al doet, kan wel het wellicht verstandig zijn om dit uit te besteden aan een derde.

[1]Hoge Raad 25 januari 2002 ECLI:NL:HR:2002:AD7328 http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2002:AD7329

[2] Hoge Raad 24 februari 2017 ECLI:NL:HR:2017:311 http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2017:311

Ronny Nobus

1 maart 2017