Drugs in gehuurde woning. Mag de verhuurder overgaan tot ontruiming?

Recentelijk heeft de kantonrechter in Rotterdam [1] zich uitgesproken over een ontruimingszaak. Het betrof een gehuurde woning waarin door de politie 18 pillen met MDMA, versnijdings-middelen, een drukpers en een stroomstootwapen waren aangetroffen. Bij bevel van de burgemeester is de woning in Rotterdam voor zes maanden gesloten. De burgemeester heeft deze bevoegdheid – dat verankerd is in artikel 13b lid 1 Opiumwet – om de openbare orde te herstellen. Vervolgens heeft de verhuurder actie ondernomen en heeft op grond van artikel 7:231 lid 1 BW de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden. Bij kort geding vordert de verhuurder de ontruiming van het gehuurde.

De kernvraag in deze zaak is of de vordering tot ontruiming kan worden toegewezen. De kantonrechter overweegt dat deze vordering enkel kan worden toegewezen wanneer de huurovereenkomst terecht buitengerechtelijk is ontbonden. Hierbij zijn volgens de kantonrechter twee elementen belangrijk. Enerzijds de kans dat het besluit van de burgemeester tot sluiting van de woning in bezwaar en beroep wordt vernietigd en anderzijds of de ontbinding van de huurovereenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, waarbij getoetst moet worden of de gevolgen van de ontruiming evenredig zijn aan het doel ervan en waarbij rekening moet worden gehouden met het woonbelang van de huurder.

Voor wat betreft het eerste element heeft de huurder bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester. Volgens de huurder is het besluit van de burgemeester onzorgvuldig tot stand gekomen. De kantonrechter overweegt echter dat, gelet op de aangevoerde gronden, vernietiging van het besluit niet in de rede ligt. De kans dat het besluit wordt vernietigd is derhalve klein.

Naar aanleiding van het tweede element overweegt de kantonrechter dat de kans dat de bodemrechter tot het oordeel komt dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de verhuurder de huurovereenkomst heeft ontbonden, niet dusdanig groot is dat dit aan toewijzing van de vordering van de verhuurder in de weg staat. Dat de huurder belang heeft bij de woning is logisch, maar het belang van de verhuurder om zorg te dragen voor een rustige en veilige leefomgeving weegt zwaarder.

De zaak is immers gaan rollen door een melding dat twee mannen met vuurwapens in de woning van de huurder waren. Het is niet ondenkbeeldig dat er een direct verband bestaat tussen de aangetroffen spullen en de aanwezigheid van deze mannen in de woning. Deze combinatie van factoren tast de openbare orde aan en brengt voor omwonenden gevoelens van onveiligheid teweeg. Ook voor de verhuurder ligt er een taak in de bestrijding hiervan en daarom maakt de verhuurder op goede gronden gebruik van de mogelijkheid de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden. In het verlengde hiervan wordt de vordering van de verhuurder toegewezen en mag het pand worden ontruimd.

[1] Rb. Rotterdam 15 september 2016, ECLI:NL:RBROT:20116:7093

Anneline Nieuwenhuijse

30 september 2016