Directe executie van vonnissen feitelijk onmogelijk door uitspraak Hof Den Bosch

Op 17 mei jl. deed het Gerechtshof Den Bosch een bijzondere uitspraak.

Casus: De casus was als volgt: In 2011 is X veroordeeld tot het betalen van € 1.000.000 aan Y. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dat wil zeggen dat het vonnis ten uitvoer kan worden gelegd ondanks dat er hoger beroep is ingesteld. X betaalde niet en stelde tegen het vonnis hoger beroep in. Y besloot het vonnis, ondanks het hoger beroep, te executeren en legde beslag op een aantal percelen van X. Y liet de percelen op een executieveiling veilen. Aldaar werd het verkocht en gegund aan Z. Het gerechtshof besloot echter om het hoger beroep van X gegrond te verklaren en het vonnis uit 2011 te vernietigen.

X besloot op dat moment niet om zijn pijlen te richten op Y en een schadevergoeding te vorderen. Nee, X besloot om zich, in een afzonderlijke procedure, te richten op Z en nam het standpunt in dat Z nimmer eigenaar is geworden van de percelen.

In eerste instantie gaf de Rechtbank Oost-Brabant veilingkoper Z gelijk. De bevoegdheid moest, zo stelde de rechtbank, op het moment van veilen worden beoordeeld en niet achteraf. Op het moment van de veiling had Y wel degelijk de bevoegdheid om de percelen van X te verkopen en daarom was Z eigenaar geworden. De rechtbank was van oordeel dat koper op een veiling moest worden beschermd.

X ging in hoger beroep bij het Gerechtshof Den Bosch. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant en gaf X alsnog gelijk. Het hof stelt dat Z wist of had moeten weten dat er werd geveild op basis van een executoriaal beslag. Dit bleek immers uit de veiling voorwaarden. Hij had moeten weten dat het vonnis niet onherroepelijk was. Het hof was van oordeel dat een vernietigd vonnis wordt geacht nooit te zijn gewezen. Er mag, anders dan de rechtbank oordeelde, wel rekening worden gehouden met rechtsfeiten van na de veiling. Y had achteraf gebleken nooit een executoriale titel verkregen op grond waarvan er geveild kon worden en was derhalve niet bevoegd tot verkoop. Het hof oordeelde dat Z derhalve nooit eigenaar is geworden.

Een uitspraak met grote consequenties:

Door deze redenering van het hof is het nu zo dat iedere schuldeiser die een uitspraak van een niet onherroepelijk vonnis executeert, geen onvoorwaardelijke eigendom kan verschaffen aan een potentiele koper. Dit brengt voor verschillende partijen flinke onzekerheden met zich en het lijkt er op dat directe executie van (onherroepelijke) vonnissen op deze manier feitelijk onmogelijk wordt gemaakt.

Het is nog afwachten of Z in cassatie gaat tegen het vonnis van het hof en zo ja, of de Hoge Raad de uitspraak van het hof zal volgen.

Marloes de Houck

3 juni 2016