De ondernemingsraad
De ondernemingsraad van een bedrijf heeft – als het gaat om belangrijke zaken van bedrijfsorganisatorische of financiële aard – een adviesrecht. Wanneer dit adviesrecht niet gevolgd wordt door de ondernemer, zal de Ondernemingskamer toetsen of de ondernemer ‘in redelijkheid tot zijn beslissing is gekomen’. Uit een recente uitspraak van de Ondernemingskamer blijkt dat het volgen van de juiste procedure voorafgaand aan het besluit een belangrijke factor is.
In het onderhavige geval ging het om de onderneming Inventum die zich met name richt op de ontwikkeling en verkoop van interieurproducten voor vliegtuigcabines. Inventum had zich voorgenomen een divisie van de onderneming te verplaatsen naar de Filipijnen. De reden die aan deze reorganisatie ten grondslag lag, was een significante kostenreductie die noodzakelijk werd geacht om te kunnen concurreren met overige bedrijven in de markt.
Op 31 maart 2015 heeft Inventum aan de ondernemingsraad advies gevraagd over het voorgenomen besluit. De ondernemingsraad heeft in zijn advies aangegeven dat de reorganisatie grote sociale gevolgen zou hebben voor de medewerkers. Er zouden namelijk een tiental functies verloren gaan. Deze gevolgen zouden moeten worden opgevangen middels een adequaat sociaal plan. Aangezien Inventum geen overeenstemming had bereikt met de bonden over een sociaal plan, kon de ondernemingsraad geen positief advies geven voor het besluit. Ondanks het negatieve advies is Inventum in oktober 2015 gestart met de uitvoering van de reorganisatie. Hierop is door de ondernemingsraad een verzoek ingediend bij de Ondernemingskamer.
De Ondernemingskamer[1] overwoog dat de directie van Inventum niet juist had gecommuniceerd met de ondernemingsraad. Zo had de directie in de adviesaanvraag een regeling voorgehouden die gunstiger was dan het bod dat de directie aan de bonden had gedaan. Ook de uiteindelijke vastgestelde regeling was minder gunstig dan de oorspronkelijke. Hieruit concludeerde de Ondernemingskamer dat Inventum gedurende het medezeggenschapstraject geen consistente mededelingen heeft gedaan aan de ondernemingsraad, waardoor de procedure die leidde tot het vaststellen van de regeling niet zorgvuldig was doorlopen. In het verlengde hiervan verklaarde de Ondernemingskamer dat Inventum in redelijkheid niet heeft kunnen komen tot zijn besluit.
Opvallend is dat de nadruk niet ligt op de regeling zelf, maar op de doorgelopen procedure. Er kan dus geconcludeerd worden dat ondernemer enerzijds een grote mate van vrijheid heeft bij het nemen van besluiten, maar dat hij anderzijds – wanneer hij niet de medezeggenschapsprocedure volgt of daarin niet juist communiceert – het risico loopt dat het besluit ongedaan wordt gemaakt.
6 juni 2016
Ronny Nobus