Boedelvordering gaat boven bodemvoorrecht
In nagenoeg ieder faillissement zal er onvoldoende ‘actief’ zijn om alle schuldeisers te betalen. Als er actief is (uit te delen gelden) dan zal de curator, aan de hand van de geldende regels, vaststellen in welke volgorde de schuldeisers in het faillissement worden betaald.
In algemeenheid kan worden gesteld dat schuldeisers als volgt worden betaald door de curator:
1e) de boedelschuldeisers;
2e) de preferente schuldeisers;
3e) de concurrente schuldeisers.
Pandhouders en hypotheekhouders hebben een bijzondere positie, zij zijn ‘separatist’ en kunnen zich op de verpande/verhypothekeerde zaken verhalen alsof er geen faillissement is.
Het kan voorkomen dat voorrechten en zekerheidsrechten met elkaar ‘in aanraking’ komen. En stelt zich de vraag aan wie de verkoopopbrengst van de zaak toekomt.
Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 18 november 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:4778) een arrest gewezen in een zaak die ging over deze (lastige) materie.
De casus
De eigenaar van een pand, Heineken, had een vordering uit hoofde van huurpenningen die na het uitspreken van het faillissement verschuldigd waren geworden. Voor deze vordering was een pandrecht op bedrijfsinventaris van de failliet gevestigd. Heineken ging over tot verkoop van de inventaris en incasseerde de koopsom.
De fiscus stelde dat hij een bodemvoorrecht had en dat hij recht had op de koopsom.
Vervolgens ging de curator over tot dagvaarden van Heineken. Het Gerechtshof oordeelde:
De faillissementsvordering van de fiscus gaat niet boven de boedelvordering van Heineken. Boedelvorderingen zijn in het algemeen hoger in rang dan faillissementsvorderingen. De fiscus had dus het nakijken.
Bij faillissementen laten schuldeisers zich soms afschrikken door het gedrag van de fiscus en de curator. Uit deze zaak blijkt dat het verstandig kan zijn om kritisch te kijken of de fiscus/curator gelijk heeft.
Ronny Nobus
23 april 2015