Is een huurder verplicht medewerking te verlenen aan groot onderhoud van een pand door de verhuurder?

Dit was de vraag die recent aan Rechtbank Overijssel[1] werd voorgelegd. De verhuurder stelde hierbij dat er 117 woningen onder handen genomen gaan worden voor groot onderhoud en woningverbetering. De huurders zijn over de plannen uitgebreid geïnformeerd, onder meer door brieven en tijdens informatiebijeenkomsten. Ook is een brochure uitgegeven waarin door de huurders te maken individuele keuzes zijn opgenomen. De verhuurder heeft aangegeven dat de werkzaamheden onder meer een verbetering van isolatie van de muren en het dak inhouden, waardoor het energieverbruik zal dalen; daarnaast vinden diverse andere bouwkundige verbeteringen plaats, aldus de verhuurder. Gezien de aard van de werkzaamheden en de tijdsduur van gemiddeld drie en een halve week, kunnen de bewoners tijdens het werk in de woningen blijven en worden er geen wisselwoningen ter beschikking gesteld. Van de huurders heeft 95% ingestemd met de renovatie; het plan moet daarom als redelijk worden beschouwd, aldus de verhuurder.
 

Een huurster betwist dat het voorstel van de verhuurder jegens haar redelijk is. Doordat al enkele woningen zijn gerenoveerd, weet deze huurster dat het werk veel stof en vuil oplevert, en zou het onverantwoord zijn om haar eenjarig kind daarin te laten wonen. Het stof, het lawaai en de onrust van de werkzaamheden leveren een gezondheidsrisico op voor het kind. Dat geldt des te meer voor het verwijderen van asbest, dat onderdeel uitmaakt van het werk aan de badkamer. Het is onbegrijpelijk dat die verwijdering wordt uitgevoerd in aanwezigheid van de bewoners, zo stelt deze huurster.

Rechtbank Overijssel dient de vraag te beantwoorden of de huurster gehouden is medewerking te verlenen aan de onderhouds- dan wel renovatiewerkzaamheden.

Voorop staat dat de verhuurder als goed verhuurder rekening zal moeten houden met de overlast die haar huurders ondervinden als gevolg van werkzaamheden. Zij heeft dat volgens de rechtbank ook gedaan door een aantal maatregelen te nemen, zoals het zoveel mogelijk uitvoeren van het werk vanaf de buitenzijde van de woning, het plannen van alle werkzaamheden binnen een tijdsbestek van ruim drie weken, het gedeeltelijk laten opslaan van meubilair, het verstrekken van afdekmateriaal, het ter beschikking stellen van een woonkamerwoning voor overdag en de plaatsing van mobiele badkamers.

De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de voorzieningen in het geval van de huurster dermate ontoereikend zijn dat van haar niet kan worden gevergd mee te werken. De stelling dat de aanwezigheid van een eenjarig kind een reden is om voor de huurster een uitzondering te maken en haar wel een wisselwoning aan te bieden, volgt de rechter niet. Er zijn geen bijzondere (medische) omstandigheden aangevoerd die verblijf van het kind in huis tijdens de werkzaamheden onaanvaardbaar maken en er is ook geen medische verklaring overgelegd. Op het verweer van de huurster over het risico van de asbestverwijdering, heeft de verhuurder gesteld dat dit zal gebeuren door een gespecialiseerd bedrijf en dat er voor de bewoners geen enkel risico bestaat en de verhuurster heeft daarop niet meer gereageerd.

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen stelt de rechtbank dat de huurster als goed huurder haar medewerking niet kan onthouden. Dit geldt temeer nu zij niet heeft betwist dat de maatregelen om de woningen te isoleren nuttig zijn en mede in het belang van de bewoners. Bovendien is het belang van de verhuurder om alle werkzaamheden in een keer te kunnen uitvoeren evident.

[1] ECLI:NL:RBOVE:2013:1777.

26 augustus 2013