Ontbreken offerte: werk in regie

Aannemer A zal de woning van B gaan verbouwen. B vraagt bij de gemeente een bouwvergunning aan. In zijn aanvraag stelt B dat hij de kosten van de verbouwing begroot op € 100.000,=

B stelt dat hij na het indienen van vergunningsaanvraag een brief heeft verzonden aan A waarin wordt aangegeven dat het maximale budget van de verbouwing door B wordt gesteld op € 100.000,-. A stelt deze brief nimmer te hebben ontvangen.

A op zijn beurt stelt aan B een brief te hebben verzonden. In deze brief wordt uitgebreid beschreven welke werkzaamheden zullen worden uitgevoerd. Als prijs voor de omschreven werkzaamheden wordt een bedrag van € 175.000,- genoemd. B stelt dat hij deze brief nimmer heeft ontvangen.

In de procedure stelt A dat hij met B heeft afgesproken dat hij met B af zou rekenen op basis van geleverde materialen en uren die zouden worden gewerkt (werk in regie dus). Dit is niet schriftelijk vastgelegd en B stelt dat deze afspraak niet is gemaakt.

A vordert van B betaling van € 300.000,-. De rechtbank wijst de vordering van A toe voor een bedrag groot € 200.000,-. B gaat in hoger beroep.

B stelt dat hij met A een vaste prijs overeengekomen is. A betwist dit. B stelt dat uit zijn vergunningsaanvraag en uit zijn brief aan A, van welke A stelt die niet te hebben ontvangen, blijkt dat er sprake is van een vaste aanneemsom.

Het Gerechtshof te Arnhem oordeelt dat, zelfs al heeft A de brief van B ontvangen, de inhoud van de brief er niet toe kan leiden dat er sprake is van een vaste aanneemsom. Ook uit de vergunningsaanvraag en uit de verleende vergunning kan niet worden opgemaakt dat er sprake is van een vaste aanneemsom.

Nu B er niet in is geslaagd om te bewijzen dat er sprake is van een vaste aanneemsom dient B voor de werkzaamheden van A een ‘redelijke prijs’ (art. 7:752 BW) te betalen voor de werkzaamheden van A. Het Gerechtshof oordeelt dat het bedrag zoals is vastgesteld door de rechtbank voldoet aan het begrip redelijke prijs. Het betreft een arrest van het Gerechtshof ’s-Gravenhage van 25 september 2012 (LJN BZ0860). http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx?snelzoeken=t&searchtype=ljn&ljn=BZ0860

Conclusie

Deze zaak illustreert nog maar eens dat contracterende partijen er goed aan doen om voorafgaande aan het uitvoeren van werkzaamheden hun afspraken duidelijk schriftelijk vast te leggen. A had zich dan een lange, en dure, rechtsgang kunnen besparen en B had kunnen voorkomen dat hij € 100.000,- meer moet betalen dan hem voor ogen stond.

25 april 2013