Bijzondere zorgplicht bank: waarschuwingsplicht jegens echtgenoot omtrent aan borgstelling verbonden risico’s?

De wet bepaalt dat voor het aangaan van een particuliere borgtocht (borgstelling) de toestemming van de echtgenoot benodigd is. Ontbreekt deze toestemming, dan kan de echtgenoot de borgstelling aantasten.Overigens is het toestemmingsvereiste niet van toepassing op borgstellingen die door een bestuurder-grootaandeelhouder van een BV of NV zijn aangegaan ten behoeve van de normale bedrijfsuitoefening (zoals in beginsel een bedrijfsfinanciering).

Een bank moet op grond van de op banken rustende bijzondere zorgplicht een particuliere borg waarschuwen omtrent de risico’s van de borgtocht. Geldt deze waarschuwingsplicht nu ook jegens de echtgenoot waarvan de toestemming voor de borgtocht benodigd is?

Uit zijn uitspraak van de Hoge Raad van 12 april 2013 volgt in beginsel van niet. Maar onder bepaalde omstandigheden kan op een bank een dergelijke waarschuwingsplicht rusten indien de echtgenoot ook cliënt is bij de bank.

Zo overweegt de Hoge Raad:
“3.5.2 De zorgplicht van de schuldeiser jegens de borg strekt zich in beginsel niet uit tot de echtgenoot die op grond van art. 1:88 BW toestemming dient te geven voor de borgtocht. Een andere beslissing zou niet in overeenstemming zijn met de rechtszekerheid en de eisen van een vlot en ongestoord rechtsverkeer.

En vervolgt in rechtsoverweging 3.5.3:
“… Hoewel dus de bancaire de bancaire mededelingsplicht omtrent de risico’s van een borgstelling zich in beginsel niet mede uitstrekt tot de echtgenoot die ingevolge art. 1:88 zijn of haar toestemming geeft, kunnen de omstandigheden van het geval meebrengen dat, los van de vraag of de echtelijke toestemming was vereist, op de bank uit hoofde van haar bijzondere zorgplicht jegens de echtgenoot als klant een waarschuwingsplicht komt te rusten omtrent de aan de borgstelling (en de eventuele toestemming daarvoor) verbonden risico’s. Schending van deze waarschuwingsplicht kan meebrengen dat verhaal op het privé vermogen van de klant naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht in de zin van art. 6:248 lid 2 BW.

Schending van de waarschuwingsplicht jegens de echtgenoot door de bank kan er dus toe leiden dat de bank zich niet kan verhalen op het vermogen van de echtgenoot.

Indien u of uw echtgenoot wordt aangesproken onder een borgstelling (door een bank) kunnen wij u wellicht van dienst zijn. Het kan zomaar zijn dat u niet gehouden bent om aan het (betalings)verzoek van de schuldeiser te voldoen.