Uitgever staakt uitbrengen woningblad. Uitgever schadeplichtig jegens makelaar

Een uitgever van woningbladen benadert een aantal Zeeuws-Vlaamse makelaars met het aanbod om een woningblad uit te gaan geven. In dit woningblad kunnen de makelaars hun woningaanbod onder de aandacht brengen van het publiek.

 

De uitgever stelt een overeenkomst op met de bedoeling dat de makelaars deze overeenkomst ondertekenen. Onze cliënt, ‘De Dobbelaere Makelaars’, ondertekent de overeenkomst niet omdat hij het niet eens is met de inhoud van de overeenkomst. Met name het gegeven dat hij een minimumpercentage van zijn woningaanbod dient te plaatsen in het woningblad is voor de makelaar niet acceptabel. Hij is wel bereid om in het woningblad een deel van zijn aanbod te plaatsen maar wil niet contractueel gebonden zijn.

Uiteindelijk ontstaat tussen de uitgever en een aantal makelaars een geschil. De uitgever besluit een aantal makelaars te dagvaarden, waaronder cliënt. De uitgever vordert betaling van facturen die onder andere zijn verzonden voor het feit dat de makelaars niet hebben voldaan aan hun verplichting om een bepaald percentage van hun woningaanbod in het woningblad te plaatsen. Tevens besluit de uitgever om het blad niet meer uit te brengen.

Namens cliënt wordt in de procedure verweer gevoerd. Er wordt ook een reconventionele vordering ingesteld (tegenvordering). Namens cliënt worden de kosten gevorderd die zijn gemaakt om het woningaanbod in een ander blad te plaatsen.

De vordering van de uitgever tegen cliënt wordt afgewezen. Dit omdat de uitgever er niet in slaagt om te bewijzen dat met cliënt is afgesproken dat cliënt een bepaald percentage van het woningaanbod zou plaatsen in de woningkrant.

De kantonrechter te Terneuzen oordeelt bovendien dat cliënt recht heeft op schadevergoeding te betalen door de uitgever. De kantonrechter overweegt onder andere:

Nu niet is aangetoond dat De Dobbelaere een minimum publicatieplicht van 50% van het actuele aanbod had jegens X, is er in de rechtsverhouding tussen X en De Dobbelaere op dit punt geen risico-overgang geweest. Hieruit volgt dat X jegens De Dobbelaere niet bevoegd was de overeenkomst te beëindigen zonder tot enige schadevergoeding gehouden te zijn.