Opzegging van duurovereenkomsten

De Hoge Raad heeft onlangs bepaald dat een zogenaamde duurovereenkomst, die is aangegaan voor onbepaalde tijd en die niet in opzeggingsmogelijkheden voorziet, in bepaalde gevallen toch eenzijdig kan worden opgezegd.

Volgens de Hoge Raad kan uit de omstandigheden van het geval volgen dat in verband met de redelijkheid en billijkheid een dergelijke overeenkomst toch door één van partijen kan worden opgezegd. Hieruit kan volgens de Hoge Raad volgen dat opzegging alleen tot beëindiging van de overeenkomst leidt indien een voldoende zwaarwegende grond voor opzegging bestaat.

In de lagere rechtspaak werd deze kwestie veelal anders benaderd, namelijk zo dat opzeggen mag, mits een redelijke opzegtermijn in acht werd genomen en/of een schadevergoeding werd betaald.

 

In feite volgt uit de uitspraak dat bij de opzegging van duurovereenkomsten steeds een belangenafweging moet plaatsvinden. Het is dus niet per definitie zo dat een zwaarwegende reden aanwezig moet zijn voor opzegging en dat indien een dergelijke reden ontbreekt geen sprake kan zijn van een rechtsgeldige opzegging.

 

Overigens heeft de Hoge Raad in deze uitspraak ook een (in verhouding tot de duur van de overeenkomst van 17 jaar) bijzonder korte opzegtermijn gehanteerd van slechts drie maanden. De Hoge Raad overwoog dat als een partij stelt dat een langere opzegtermijn in acht moet worden genomen, dit moet worden onderbouwd zodat blijkt dat een langere opzegtermijn of eventueel schadevergoeding op zijn plaats is.

 

U kunt de volledige uitspraak hier terug lezen.