De Hoge Raad heeft op 9 december 2016 geoordeeld dat de pandhouder bevoegd is het faillissement van de schuldenaar aan te vragen

In deze zaak [1] ging het om de vennootschap Diamond Invest die aan De Veenbloem een bedrijfsruimte verhuurde. Uit hoofde van deze huurovereenkomst had Diamond Invest een vordering op De Veenbloem van circa €11.000,-. Deze vordering had Diamond Invest op haar beurt verpand aan de vennootschap Megalim.website

Megalim had De Veenbloem bekend gemaakt met het feit dat zij een pandrecht op de vordering had. Echter, al snel bleek dat De Veenbloem niet in staat was om de vordering ad €11.000,- te voldoen. In het verlengde hiervan verzocht Megalim de rechtbank het faillissement van De Veenbloem uit te spreken. Dit verzoek werd zowel door de rechtbank als het gerechtshof afgewezen.

Artikel 1 lid 1 van de Faillissementswet (Fw) bepaalt namelijk dat de schuldenaar die in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, hetzij op eigen aangifte, hetzij op verzoek van een of meer zijner schuldeisers, bij rechterlijk vonnis in staat van faillissement wordt verklaard. Kortom, het faillissement kan worden aangevraagd door de schuldenaar zelf of door een van zijn schuldeisers. De vraag in deze kwestie was dus of Megalim kon worden aangemerkt als een schuldeiser in de zin van deze bepaling.

De rechtbank en het hof waren de mening toegedaan dat Megalim zelf geen vorderingsrecht had op De Veenbloem en derhalve geen schuldeiser was. Het was namelijk Diamond Invest die een vordering uit hoofde van de huurovereenkomst op De Veenbloem had. Daarnaast overwogen beiden dat in artikel 3:246 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) te lezen valt welke bevoegdheden aan de pandhouder toekomen. De bevoegdheid tot het aanvragen van het faillissement van de schuldenaar behoort daar niet toe.

De Hoge Raad ging hier niet in mee en overwoog dat ingevolge artikel 3:246 lid 1 BW de pandhouder, nadat hij de schuldenaar op de hoogte heeft gebracht van het pandrecht, bevoegd is de vordering te innen. Dit omvat de bevoegdheid tot verhaal van de vordering op het vermogen van de schuldenaar. Volgens de Hoge Raad strekt de bevoegdheid tot het aanvragen van het faillissement ook tot verhaal van de vordering op het vermogen van de schuldenaar. Kortom, een pandhouder moet wel degelijk worden aangemerkt als een schuldeiser in de zin van artikel 1 lid 1 Fw.

[1] Hoge Raad 9 december 2016 ECLI:NL:HR:2016:2833 https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2016:2833

16 december 2016

Ronny Nobus