De werkgever mag opkomen voor de privacy van zijn werknemers

Klagers over de dienstverlening van de overheid of private ondernemingen gaan steeds vaker ertoe over om de betrokken medewerkers met naam en toenaam aan de – al dan niet digitale – schandpaal te nagelen.

Die werknemers hebben niet altijd de financiële middelen om de klager te dagvaarden. Ook vrezen zij soms dat de klager hen dan nog meer gaat “namen en shamen”.

De werkgever kan namens de werknemers optreden tegen de klager. In de lagere rechtspraak was eerder al geoordeeld dat de politieregio en de staat ontvankelijk waren in procedures wegens aantasting van de privacy van hun ambtenaren.

Onlangs wees ook de Hoge Raad een arrest in de zaak tussen Rabobank en stichting Restschuld. Die stichting had zich in een boek beklaagd over de dienstverlening van Rabobank en daarbij haar werknemers met naam en toenaam genoemd.

Rabobank kwam als werkgeefster voor haar werknemers op en dagvaardde de stichting.

De stichting stelde dat Rabobank niet ontvankelijk was omdat de betrokken werknemers Rabobank geen last of volmacht hadden gegeven om namens hen te procederen. De Hoge Raad wees die stelling af. Hij oordeelde –kortweg- dat Rabobank ontvankelijk was omdat zij zelf een belang had bij de bescherming van haar werknemers. Zij was ook ontvankelijk omdat de wettelijke verplichting om als goed werkgever op te treden haar de bevoegdheid gaf om op te komen voor haar werknemers. Een aparte last of volmacht was niet nodig.

Een prikkelende vraag die bij mijn weten nog niet beantwoord is in de rechtspraak is of het goed werkgeverschap een werkgever niet alleen de bevoegdheid geeft om op te komen voor zijn werkgever, maar ook de verplichting met zich brengt dat te doen. Ik zou menen van wel. Zeker wanneer het gaat om gevallen waarin betrokkenen worden lastig gevallen vanwege de werkzaamheden die zij verrichten voor hun werkgever. Dat kan misschien weer wat anders liggen bij werknemers die op hun werk worden lastig gevallen vanwege conflicten in de privésfeer.

16 juni 2017

Peter Pijpelink